Etappe 2: Bourg d’Oisans-Lathuile 160 km 4200 hoogtemeters

 

De laatste keer was in 2005. In de Vogezen. Aan de voet van de Grand Ballon. Daarna had ik mezelf plechtig beloofd het nóóit meer te doen. Ten eerste ligt een luchtbed voor geen meter. Alsof je op een trampoline slaapt terwijl de broertjes Villafuerte links en rechts hun vrije oefening doen. Ten tweede is het vreselijk om midden in de nacht te moeten plassen en je kunt de rits van je tent niet vinden. Ten derde… ach ik kan wel honderd redenen opnoemen waarom kamperen afzien is. Maar we hebben het nu eenmaal zo afgesproken en dus lig ik na de zware eerste etappe ongeveer 7 uur te worstelen met mijn mummieslaapzak, die ik in december als kerstpakket van mijn baas had gekregen. ‘Lekker geslapen?’, vraagt Mark. ‘Ja heerlijk’, zeg ik ‘Zeker een vol uur.’

Ik sta Mark te woord in het pikkedonker. Het is zes uur, ik heb net mijn verkeerde been door de rits gestoken en even later die andere, in een seconde zijn mijn voeten drijfnat van het natte gras, met wallen onder mijn ogen mag ik een bordje en een mesje pakken bij onze begeleidster Anouck, die doodleuk zegt: ‘Ga maar snel ontbijten, de rij is nog niet zo lang.’ Rij? Moet ik in de rij staan? Jawel, er staan zeker 30 mensen voor me te wachten op yoghurt met cruesli. En de andere rij, die van het brood, is nog langer. Ik mag niet zeuren van vriend Ronald, hij vindt dat ik leed als een koning moet dragen, maar als ik daar zo sta, in een rij met twee natte voeten, een joggingsbroek met een vlek op een plek die op z’n minst vragen oproept, tussen allemaal gapende en stinkende mensen om me heen, en dat alles voor een bordje yoghurt met cruesli, dan denk ik toch echt even: is dit nou echt wat ik wil?

Laten we maar gaan fietsen. Vandaag: de koninginnerit. We doen de Croix de Fer (2067 meter), een stukje Glandon, de majestueuze Col de Madeleine en als toetje de Col de Tamié: een onbeduidend heuveltje van de tweede categorie. Die Crox de Fer, die gaat nog wel. Pittig, zeker, lang, absoluut, maar ik ga er redelijk tegenop. Maar dan de Madeleine. Ik heb via twitter bij het thuisfront al aangekondigd dat ik de Madeleine ga beklimmen. Een van mijn vrienden, befaamd humorist, bericht terug: ‘Ik heb Madeleine ook een keer beklommen…’ Nou goed, om kort te gaan, dat ding, die Madeleine, duurt 24,5 kilometer lang en na 3,4 kilometer ben ik er klaar mee. Pap in de benen, hitte in de lucht, een geselende zon, geen moraal, en dan toch doorharken. Hoe dat voelt, geachte niet-wielrenner? Welnu, stelt u zich eens voor, u ligt lekker in bed, ik kom u wekken, buiten giert de regen tegen de ramen, en ik beveel meteen uit bed te komen, in uw blote kont naar buiten te gaan en vijf kilometer verderop een brood te halen. Daar heeft u geen zin in. Nee, u heeft daar helemaal geen zin in. En toch moet u. En u heeft het koud, en u wordt nat, en er rijden mensen links en rechts van u in droge, verwarmde auto’s. En die lachen u uit. Nou, zo ongeveer voel ik me ruim twee uur op de Madeleine. Maar ik kom boven. Yes. Nog een lange afdaling, dan dat heuveltje en dan zit de koninginnenrit er ook op. Wel, dat heuveltje blijkt een nachtmerrie. Gelukkig is Pieter zo goed zich af te laten zakken en mij op sleeptouw te nemen. En ik maar harken. Als een slak die een egel de berg op moet trekken. 5,7 geeft mijn kilometerteller aan. Pieter voor me slingert wat, kijkt wat om, hangt een beetje naar links en dan naar rechts, spreekt me bemoedigend toe en ik denk: nog even en hij doet uit verveling een handstandje op z’n stuur…

Uiteindelijk bereik ik de top. En dalen we af naar de camping. ‘Jongens, even één ding’, zeg ik tegen mijn teammaten. ‘Ik ben heel blij dat we een snelle en een rustige groep hebben. En morgen rijd ik met de rustige groep.’

 

 

(Morgen: Etappe 3!)