Ik lig met griep op bed. Naast me staat de radio aan. Het gaat op het nieuws over ‘dat ongeluk’ bij het SXSW-festival in Austin, waarbij twee mensen zijn omgekomen. Er is een Nederlander bij, zegt de correspondent. Weten ze wie het is? Ja, ze weten wie het is. Het is een 35-jarige Amsterdammer… “Steven Craenmehr”. Mijn hart slaat op hol. In een fractie hoop je toch dat er meer Steven Craenmehrs zijn. Dan de duiding. “Volgens zijn werkgever Massive Music…”

Ongeloof. Steven is in Amerika, fietst daar met een vriend of collega, een dronken automobilist wijkt uit voor een alcoholcontrole en zet het gas erop. En hij grijpt Steven. En dat hoor ik dan, doodleuk op de radio. Ik bel mijn schoonmoeder. Ze wist ervan maar wilde het pas vanavond aan mijn vrouw vertellen. Mijn vrouw en Steven zijn volle neef en nicht. Steven en ik zijn vrienden. Echte vrienden. We zien elkaar niet veel maar als we elkaar zien, is de omhelzing innig, en is de humor er in volle glorie. Laatst heb ik nog geborreld met zijn vriendin Lizzy, ze wilde wat tips over het schrijven van een boek. En we delen een passie, Steven en ik: Bruce Springsteen. Vorige week dinsdag nog, citeerden we om en om op facebook uit het verhaal van The Boss voor The River, zoals dat te horen is  op de live box. Soms noem ik hem Little Steve, net als de gitarist van The E-street Band.

Het kan niet. Ik geloof het niet. Op de eerste dag dat ik hem zag omhelsde hij me al. Net als zijn broers Sjoerd en Gijs. Stoere gasten, maar met een hart van goud. Ik had net verkering met hun ‘nichtje’ en ze noemden mij ‘een aanwinst’. Ontroerend. Ik trouwde op 5 januari 2002 in Naarden en werd letterlijk van de pot gerukt door Lizzy. Ik stond op de wc in Het Arsenaal, Liz trok de deur open en schreeuwde: “Tommie, je moet nu komen, Steef is voor je aan het zingen.” Ik haastte me naar de grote zaal waar Steven You’ve got a friend zong van James Taylor. Ontroerend en prachtig. Ik nam het van hem over en zong nogal vals de laatste twee coupletten, die ik uit mijn hoofd ken. Steven piste bijna in z’n broek van het lachen, de drummer van de band viel letterlijk van plaatsvervangende schaamte van zijn kruk.

Een jaar later werd Max geboren. Steven kwam op kraamvisite. Pakte mijn gitaar, blies het stof eraf en speelde een liedje van John Mayer. Hij keek de vier maanden jonge dreumes aan en zong en speelde alsof ie aan tafel zat bij Matthijs van Nieuwkerk. Steven kon het niet, zomaar even zingen of zomaar even spelen. We waren getuige van een intens popconcert en Max kirde van plezier. Klapte in z’n handjes. Ik moest m’n tranen bedwingen. Wat een performer. Wat een overgave. En dat zomaar tijdens een kraambezoek.

Ook zijn we samen stomdronken geweest. In Utrecht. En terwijl ik de volgende ochtend in zijn bed mij totaal van de wereld wenste en kotsmisselijk was, zat Steven al vroeg naast z’n bed, hij ging tennissen. Hij had minstens zoveel gedronken als ik, maar kennelijk nergens last van. Een jongen die niet te stuiten is. Was.

Steven Craenmehr. Hoe kan ik ooit nog naar John Mayer luisteren zonder deze pijn te voelen? Lieve jongen, je bent een blijvende inspiratie voor me. Altijd die spirit, altijd dat enthousiasme, nooit opgeven, overal zag je kansen en dan was daar jouw nooit aflatende liefde voor de mensen om je heen, je vrienden, je familie. Wat jou helemaal bijzonder maakte, zeker als man, was dat jij die liefde voor de mensen om je heen ook zonder enige gene uitte. Dat is waar ik aan denk. Nu ik aan jou denk. En ik geloof het nog steeds niet.

Tommie

Steven